Twee pijlers onder goed onderwijs zijn toe aan groot onderhoud
8 juni 201
Zo’n dertig schoolbestuurders en directieleden hadden zich verzameld in een sfeervol verlicht zaaltje in een voormalig klooster in het centrum van Amersfoort en hoorden de waarschuwende woorden van twee onderwijspedagogen aan. In een tijd dat zij vooral worden aangesproken op de effectiviteit en efficiëntie van hun onderwijsorganisaties, is er kennelijk een behoefte bij hen om het eigen werk eens in ander perspectief te plaatsen. Waar zou het hun werkelijk om te doen moeten zijn volgens beide wetenschappers?
Verus had Wilna Meijer en Gert Biesta uitgenodigd, twee geleerden die grondig hebben nagedacht over onderwijspedagogiek. De directe aanleiding was recent werk van hen dat met steun van Verus tot stand kwam.
Pijlers onder goed onderwijs
In alle rust vertelden zij over de aard van het onderwijs en er werd gewezen op twee aspecten daarvan:
- de triadische structuur van de pedagogische leersituatie (de ‘didactische driehoek’ genoemd, waarvan de hoekpuntposities worden ingenomen door de leraar, de leerling en de leerstof);
- het vakmanschap van de leraar, dat onderwijs geven tot zeer bijzonder werk maakt.
De beide facetten, pijlers eigenlijk die de aloude en delicate verhoudingen binnen het onderwijs stutten, zijn in de moderne verhalen in een nieuw daglicht geplaatst. De didactisch driehoek is omgesmeed tot een speerpunt, gericht op de leerling die tot prestaties moet worden gebracht. En tegenwoordig wordt de leraar aangemerkt als producent van ‘leeropbrengsten’, zeg maar de kengetallen van de school, zoals haar gemiddelde Cito-score, het percentage geslaagde leerlingen, enzovoort.
Dit is wat overdreven gesteld, maar beiden zijn wel degelijk bezorgd. Zo wees Meijer er op dat de aandacht voor de inhoud van de leerstof, die in het leerplan (curriculum) van de school als het ware is uitgebalanceerd, duidelijk is verslapt. Vandaag de dag draait alles om de leerling die vaardigheden moet beheersen, vooral de bekwaamheden die met het oog op de toekomst van belang worden geacht. Terwijl de leerstof gaat om waardevol geachte cultuur, een beschaving die door de eeuwen heen is gevormd. Het is de bedoeling dat de betekenissen daarvan op school door de leraren worden ingeleid. Zo was het en zo zou het moeten zijn. Maar door die overheersende aandacht voor vaardigheden is de cultuuroverdracht op een laag pitje gezet.
En zo wordt ook het leraarschap langzaam maar zeker veranderd. De leraar is geen cultuurdrager meer, maar leerkracht, iemand die jonge mensen aan het leren weet te zetten. Overigens wordt zijn of haar handelen steeds meer ingesnoerd door gedetailleerde lesmethoden. Buiten de school wordt bedacht hoe leerlingen bijvoorbeeld snel en doelmatig de Nederlandse spelling kunnen leren. De leraar is de uitvoerder daarvan en zo ook beter controleerbaar.
Langzaam denken voeden
Wilna Meijer maakte een uitstapje naar de hersenwetenschappen, omdat in die kringen naar het schijnt het einde wordt ingeluid van de eigenstandige positie van de school. Een provocerende boektitel als Wij zijn ons brein en nieuwe woorden als neurodidactiek en neuropedagogiek doen vermoeden dat onderwijs binnenkort een kwestie is van de aansluiting vinden tussen het hersenplaatje van een bepaald kind en passend geachte leerstof. De leraar wordt een ingenieur. Maar Meijer nam deze karikatuur niet over en wees fijntjes op nieuwe inzichten in mentale processen, afkomstig uit diezelfde kringen. Deze razendsnelle neurologische bewegingen beïnvloeden de mens enorm en zijn ons behulpzaam om direct en snel te kunnen doen. Noem dit het onbewuste denken, dat overigens over veel capaciteit beschikt. Het bewuste denken bestaat ook, maar is veel beperkter in zijn mogelijkheden. Zij gaf het voorbeeld ‘vooroordelen’, die hun basis hebben in het onbewuste denken. Meestal zijn die oordelen goed, maar, zoals we weten, niet altijd. Het snelle, onbewuste denken brengt de mens veel, maar zelf moet hij zich ook aan het denken zetten, want het snelle systeem heeft correcties nodig. Noem dit ‘langzaam denken’.
En zo kwam Meijer bij de pedagoog en de leraar uit, die als belangrijkste taak hebben dit langzame denken van de jonge mensen te voeden met goede leerstof en prikkelende vragen. Meijer noemde de leraar een ‘middelaar’, iemand die heen en weer tussen leerlingen en leerstof verkeert. Zie daar de eerder genoemde didactische driehoek.
Vakmanschap en virtuositeit
De gedachte dat de leraar een middelaar is, kwam mooi uit bij de noties die Gert Biesta naar voren bracht. Hij benadrukte het vakmanschap van de leraar. Interessant is de vergelijking die hij maakte met het vakmanschap van musici en artsen. Deze drie beroepsgroepen komen alleen maar tot iets goeds dankzij studie, veel oefening, ruime ervaring en toewijding. Maar of het werk zal lukken, is telkens de vraag. Toch zijn zij in hun werk regelmatig virtuoos. Biesta gebruikte inderdaad het woord ‘virtuositeit’ om uitdrukking te kunnen geven aan het bijzondere werk van de leraar.
Maar er is een belangrijk verschil tussen het leraarschap en het werk van musici en artsen. Uiteindelijk voert de musicus een partituur uit, terwijl de leraar het curriculum niet uitvoert (hij of zij voert geen monoloog!), maar over probeert te dragen. De leraar probeert de leerlingen te raken. Als het goed is zoekt de leraar bij iedere leerling een ingang, waarna deze toegang tot het curriculum krijgt.
Dan de vergelijking met de arts. Uiteindelijk kan het nodig zijn om de patiënt onder narcose te brengen. Op dat moment is de zieke een object, terwijl in het onderwijs dit beslist niet de bedoeling is. Daar gaat het er juist om de leerling als subject te behandelen. Als de leerling mede dankzij de leraar toegang heeft gekregen tot het curriculum, is de mogelijkheid er dat hij of zij kan uitgroeien tot een eigen persoon. (Op díe wijze gaat onderwijs over persoonsvorming.) Of zoals Biesta zei: “Het gaat er om vrijheid in onszelf te vinden en te leren daar op een volwassen en democratische manier mee om te gaan.”
Biesta gebruikte het begrip Teacher Agency (dat hij met twee Britse collega’s heeft ontwikkeld) om het handelen van de leraar te analyseren. Het agentschap van de leraar komt er op neer dat er structureel contact is met het hoofdkantoor, van autonomie of een eigen koninkrijk is dus geen sprake, maar er is altijd ruimte om naar bevind van zaken te kunnen handelen.
Behalve ruimte heeft de leraar handelingsvermogen nodig. Dat vermogen is meer dan het hebben van de bekende zeven competenties. Het gaat ook om oordeelsvermogen. En dat omvat meer dan de juiste toepassing van wetenschappelijk bewijs omtrent methoden. Dit vermogen stoelt ook op ervaring en op morele afwegingen, op wijsheid. En vergeet daarbij de context van de leraar niet. Denk aan de organisatie van de school, de structuren die daar zijn gemaakt en de cultuur die er is ontstaan. Zo’n context kan het handelingsvermogen van de leraar vergroten of juist verkleinen.
Groot onderhoud nodig
Maar bestaat dat vakmanschap van de leraar nog? Biesta vroeg zich dit af. Hij wees op een aantal bedreigingen, zoals de modes rond methoden, waarvan de trucjes klakkeloos worden toegepast. Hij laakte de invloed van de psychologie, die de pedagogiek naar de marge heeft gedrukt. Hij wees op de opkomst van de taal van het leren, die de taal van het onderwijzen heeft doen vergeten. Hij waarschuwde tegen de logica van onderzoek, met zijn effectmeting en interventie, die de logica van lesgeven kan gaan overvleugelen. Als met de onderzoekende houding van de leraar wordt bedoeld een wetenschappelijke houding, houdt onderwijs op te bestaan.
Na de inbreng van Wilna Meijer en Gert Biesta is de conclusie, dat gewerkt moet worden aan eerherstel – van de didactische driehoek en het vakmanschap van de leraar. De beslissende waarde van beide moet opnieuw ontdekt worden. De hamvraag is natuurlijk hoe schoolbestuurders en directies met deze nood aan groot onderhoud willen en kunnen omgaan.
- Een recente publicatie van Wilna Meijer in: Cultuurpedagogiek, onderwijspolitiek en de staat van het onderwijs, Jan Dirk Imelman, Henk Wagenaar, Wilna Meijer, Van Gorcum, 2017.
- Recent werk van Gert Biesta in: Leraar, hoe doe jij dat? Vakmanschap in beeld, Gert Biesta, Jan Bot, Nico Dullemans, Kwintessens, 2017.